Muziekeducatie en leren: individu en omgeving
In mijn masterscriptie Gitaarles 2.0 onderzocht ik de gevolgen van Web 2.0-ontwikkelingen bij gitaareducatie . Voordat ik dieper inging op de verschillende technologische ontwikkelingen, vond ik het belangrijk eerst even stil te staan bij de manier waarop een docent of student naar muziek kijkt, oftewel wat is iemands ‘Perspectief op muziek‘? Daarnaast vond ik het essentieel om het de betekenis van leren en doceren ook goed in kaart te brengen. In deze blogpost herpubliceer ik paragraaf 1.1 van mijn scriptie over leren.
Een onderzoeksgroep onder leiding van Benjamin S. Bloom schreef in begin jaren ’50 van de vorige eeuw de “Taxonomy of Educational Objectives”. Om vast te stellen wat een leerling precies moet leren door middel van een gegeven instructie, werd dit raamwerk met leerdoelen bedacht. Door de jaren heen zijn hierop allerlei curricula, leerdoelen, educatieve objecten en educatieve praktijken gebaseerd. In 2001 kwam er een volledig gereviseerde versie met een aantal verbeteringen. Een belangrijke verandering bij deze gereviseerde taxonomie was het onderscheid tussen een ‘kennisdimensie’ en een dimensie van ‘cognitieve processen’.
Kennisdimensie
De kennisdimensie van die gereviseerde taxonomie beschrijft vier categorieën. Onder de (i) ‘feitelijke kennis’ wordt kennis van terminologie en specifieke details van een bepaald onderwerp verstaan. Een gitarist zal bijvoorbeeld kennis van akkoordsymbolen, drieklanken of toonladders moeten hebben. Het begrip dat bijvoorbeeld drieklanken kunnen worden opgebouwd vanuit verschillende toonladders, is dan (ii) ‘conceptuele kennis’. Dit zijn de relaties tussen basiselementen die onderdeel zijn van een grotere structuur. Oftewel de kennis van categorieën, theorieën, modellen, structuren etc. De (iii) ‘procedurele kennis’ is de manier waarop bepaalde methoden of technieken dienen te worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld het kunnen spelen van deze akkoorden en toonladders. De laatste categorie van de kennisdimensie is het zelfbewustzijn van een gitarist dat hij of zij bepaalde akkoorden of toonladders wel of niet kan spelen. Deze (iv) ‘metacognitieve kennis’ bevat strategische en contextuele kennis, maar ook zelfkennis en dat blijkt steeds vaker een belangrijke factor spelen.
Cognitieve procesdimensie
De gereviseerde versie van de taxonomie van Bloom beschrijft een structuur van cognitieve processen met zes hoofdcategorieën, die verschillen in complexiteit en hier en daar overlap vertonen. Aan de hand van enkele voorbeelden bij gitaareducatie zullen deze categorieën kort worden besproken.
De eerste categorie remember beschrijft het verkrijgen van kennis vanuit het langetermijngeheugen. Een gitaarleerling weet bijvoorbeeld nog hoe een bepaalde toonladder gespeeld moet worden.
Vervolgens moet deze leerling bij de tweede categorie understand de betekenis van de toonladder ook begrijpen. Wanneer een nummer in een zekere toonsoort staat, dan begrijpt de leerling bijvoorbeeld waarom deze toonladder gebruikt kan worden. Hierbij spelen bepaalde subcategorieën een belangrijke rol, zoals het kunnen interpreteren, vergelijken met voorbeelden, samenvatten en uitleggen.
Bij de derde categorie apply worden bepaalde procedures uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld het daadwerkelijk spelen van de toonladder.
Daarna gaat bij categorie vier – analyze – de leerling het materiaal in stukjes leren onderverdelen om uit te kunnen zoeken hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden. Waarom passen bijvoorbeeld bepaalde tonen uit een zekere toonladder beter over bepaalde akkoorden? Hierbij leert de student het kunnen onderscheiden en organiseren van de materie.
Dan breekt de fase evaluate aan, waarbij de leerling zelf op basis van bepaalde criteria en standaarden een oordeel kan geven. De leerling is er zich bijvoorbeeld van bewust dat bij het eerste akkoord van het nummer, de eerste, derde en vijfde noot uit de toonladder prettig klinken, omdat dit akkoord uit deze noten is opgebouwd. Bij een dergelijk evaluatie leert de student het controleren en bekritiseren van de materie.
Wanneer de leerling al deze categorieën meester is, kan hij zich opmaken om bij de zesde categorie create, zelf individuele elementen aan elkaar te plakken en er een coherent geheel van maken. Wanneer een leerling zich bijvoorbeeld al deze voorgaande processen herinnert tijdens een bandrepetitie en deze vervolgens toepast tijdens een geïmproviseerde solo op het podium, dan illustreert hij hiermee het kunnen generen, plannen en produceren van muzikale materie.
De manier waarop muziekkennis en cognitieve processen worden aangeleerd, zijn grotendeels afhankelijk van de manier waarop de docent deze presenteert. De educatieve kwaliteiten en het perspectief op educatie van de docent zijn van grote invloed op het leerproces. Belangrijk is ook de vraag wat de insteek is van de leerling. Is de muziekles onderdeel van een regulier onderwijsprogramma, volgt hij of zij de muziekles voor de hobby of is het een serieuze voorbereiding op een beroep? Hiervoor zullen doelen en criteria moeten worden opgesteld. De verschillende visies hierop komen volgende week aan bod in de blogpost over Doceren: ontwerpmodellen en leeromgevingen.
Geen zin om te wachten? Lees dan hier mijn volledige masterscriptie Gitaarles 2.0.
Trackbacks & Pingbacks
[…] oftewel wat is iemands ‘Perspectief op muziek‘? Daarnaast vond ik het essentieel om ook de betekenis van leren ook in kaart te brengen. In deze enigszins taaie blogpost herpubliceer ik paragraaf 1.2 van mijn […]
[…] een docent en zijn of haar muziekschool heeft, maar ook om kort stil te staan bij de veranderende manieren van leren van de student en de verschillende manieren van doceren van de […]
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!